Bezoek aan Museum Rotterdam 1940–1945 NU

Enige tijd geleden (op 3 juli 2024) bracht ik een bezoek aan het Museum Rotterdam 1940-1945 NU bij Metrostation Coolhaven in Rotterdam. Dit is een klein museum gevestigd onderin een bruggenhoofd. Vanaf het metrostation is het een minuutje lopen en makkelijk te vinden. Voor het museum staat een beeld van een bommenwerper.

Ik bracht het bezoek op de zogenaamde prikkelarme museumochtend. Hierover werd op sociale media meewarig gedaan aangezien het bedoeld was voor mensen die niet tegen lichten en geluiden kunnen en de vergelijking met de “speciale sneeuwvlokjes” die nergens tegen kunnen en “trekkerwaarschuwingen” nodig hebben lag voor de hand. Ook was er een “stilteruimte” waarin men zich kon terugtrekken als het desondanks allemaal teveel werd. Men moest zich hiervoor per e-mail aanmelden, aan de zeer korte lijst te zien waren maar weinig mensen die behoefte hadden aan een dergelijke ochtend. Het was wel de eerste keer, dus wellicht dat er later meer animo is als het meer bekend is. Mijn bevreemdt dit nogal, als je niet tegen dergelijke prikkels kan, dan kun je beter niet naar een drukke stad als Rotterdam gaan. Er zal wel subsidie zijn verleend door de gemeente voor deze typische “linkse hobby”.

Mij stelde het echter in staat om de collectie te bewonderen zonder allerlei moderne poeha en zeker zonder filmpjes waar je een bepaalde mening in opgelegd krijgt. Ik ben voorstander van de ouderwetse museumervaring (tegenwoordig moet dit “experience” heten), die je ook bijv. in museum Overloon hebt, waar ik ook wel eens ben geweest en die bij de lezers van Wij Europa bekend is. Er was ook een multimediale “experience”, deze stond echter uit ten behoeve van de mensen die niet tegen prikkels kunnen.

Het bezoek tijdens deze ochtend had ook het voordeel dat de entree gratis is, het museum is elke eerste woensdag van de maand vrij te bezoeken, op andere dagen wordt een bescheiden entreeprijs gevraagd. Het wordt gesubsidieerd door de Gemeente Rotterdam en ook bezocht door schoolklassen, die dan wel natuurlijk de hele multimediale “experience” krijgen en natuurlijk ook vast en zeker een eenzijdig beeld geschetst krijgen.

Ondanks dat het een klein museum is zijn er veel objecten die grotendeels per jaar zijn gesorteerd. Hierdoor liggen er veel dingen van diverse pluimage door elkaar. Mijns inziens was het handiger om alles per thema in te delen maar soit. Er liggen geen briefjes bij de objecten, in plaats daarvan krijgt de bezoeker een iPad mee waarop per kast (die genummerd zijn op een manier die niet zo goed zichtbaar is) vermeld staat wat de inhoud moet voorstellen. Dit kwam op mij juist weer prikkelend over want je schuift gemakkelijk iets opzij. Ik kan me voorstellen dat vooral ouderen hier wat moeite mee hebben. Er is een suppoost, een jonge man die heel sympathiek overkwam maar duidelijk een lacune in kennis had. Het help wel als de bezoeker op de hoogte is van de periode en weet wat hij of zij kan verwachten, of samen met iemand er heen gaat met parate kennis over WO2.

De reden voor de vele objecten is omdat het museum oorspronkelijk voortvloeide uit de verzamelwoede van twee mannen die beide Arie heetten. De Arie’s verzamelden alles wat ze uit de periode konden vinden, er is ook een replica van hun verzamelaarskamer. Toen de verzameling nogal groot werd hebben ze deze aan de gemeente overgedragen en werd het museum opgericht media jaren 80, eerst op een andere locatie in Delfshaven. Ze bleven wel betrokken in de leiding van het museum maar zijn inmiddels allebei overleden.

Verwacht niet een collectie zoals in het eerder genoemde museum Overloon, er liggen wel wapens maar dit zijn voornamelijk geweren en vuistvuurwapens (die volgens de suppoost onklaar gemaakt zijn, wat gezien de omgeving (Delfshaven is nogal een multiculturele achterstandswijk) waarin het museum ligt wel aan te raden is. Er is een redelijk aanzienlijke collectie voorwerpen die te maken hebben met de NSB en hun rol tijdens de bezettingsjaren. Verder komt natuurlijk ook het bombardement op Rotterdam van 14 mei 1940 uitgebreid aan bod. Maar er is ook aandacht voor de geallieerde bombardementen (bijvoorbeeld het z.g. “vergeten bombardement” van 31 maart 1943), waarbij in woonwijken net zoveel slachtoffers als tijdens het Duitse bombardement vielen. Er werd nogal wrang gesteld dat bommen van “vrienden” net zo dodelijk zijn als die van de “vijand”. In de lobby hingen trouwens foto’s van andere bombardementen, waaronder die tijdens latere oorlogen. Zo was er een foto van het bombardement op Gaza in 2014. Ik vroeg het personeel nog of er foto’s bij zouden komen van de huidige oorlogen in Gaza en Oekraïne (er waren toevallig nog twee plekken vrij), hierop moesten ze het antwoord bijster blijven.

Het is zeker wel de moeite om dit museum te bezoeken (zeker als het gratis kan) maar binnen een uurtje ben je wel klaar. Ik ga altijd twee keer langs de vitrines zodat ik niets mis maar desondanks stond ik gauw alweer buiten. Voor een dagje uit op zich is het dus net te weinig.

Martijn Janssen

(ook gepubliceerd in Wij Europa nummer 91, september 2024)